Les 5 De hongerwinter
De Hongerwinter was de winter van 1944 tot 1945. Er was voor de mensen bijna geen voedsel en brandstof meer. Dit was vooral zo in West-Nederland en dus ook in Rotterdam waar Andries toen woonde. Er stierven minstens twintigduizend mensen door de honger en de kou.
De mensen kregen distributiebonnen. Dat waren bonnen die ingeleverd konden worden voor voedingsmiddelen. Je kon bijvoorbeeld met een distributiebon een brood kopen. De winkelier mocht dan alleen dat ene brood aan jou geven. Niet meer. Ook al kon je het betalen. Op deze manier werd het voedsel eerlijk verdeeld.
In de grote steden was het gebrek aan voedsel zo groot, dat de mensen zelfs honden, katten, bloembollen en suikerbieten aten. De scholen waren nog wel open, maar veel kinderen werden ziek.
Veel mensen, vooral vrouwen, fietsten of liepen naar het platteland om daar eten te vragen. Soms hadden ze een beetje geld of ze hadden nog iets dat ze konden ruilen. Deze tochten werden hongertochten genoemd.
Op 29 april 1945 mochten bommenwerpers uit Engeland van de Duitsers voedsel uit hun vliegtuig gooien voor de hongerige mensen in het Westen van Nederland. Er was een tijdelijke wapenstilstand afgesproken. Dit heette een voedseldropping. De inhoud van de voedselpakketten bestond uit: zakken meel, blikken scheepsbeschuit, legerrantsoenen, thee, eipoeder, bonen, Spam (nu bekend als Smac), sigaretten, chocolade en margarine. Voor de bevolking was toen het ergste achter de rug. Ook omdat er weer per schip voedsel aangevoerd kon worden.
Opdracht
1 Wat gebeurt er met een mens als deze lange tijd geen goed voedsel kan eten?